Armoede in Nederland

Hoewel Nederland tot de rijkste landen van Europa behoort, is ook hier armoede. Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat eenoudergezinnen, mensen met een niet-westerse achtergrond, bijstandsontvangers en alleenstaanden onder de 65 jaar een grote kans op ernstige armoede hebben. De armoede uit zich onder meer in (zeer) beperkte financiële middelen, sociale uitsluiting, gezondheidsproblematiek en beperkte toegang tot onderwijs.

Wat is armoede?

De Verenigde Naties omschrijven armoede als “het niet kunnen voorzien in de eerste levensbehoeften”. Veel onderzoeken tonen aan dat in een rijk land als Nederland steeds meer mensen door armoede getroffen worden. We spreken in Nederland over absolute armoede als mensen leven onder de lage-inkomensgrens en  bv. niet beschikken over (gezond) voedsel, huisvesting, toegang tot gezondheidszorg (bv. een zorgverzekering) of geen mogelijkheden hebben om verder te leren na de verplichte schoolperiode.

Relatieve armoede verwijst naar de levensomstandigheden van een individu of groep in verhouding met zijn/haar omgeving.

Sociale armoede betekent dat mensen niet mee kunnen doen aan het normale maatschappelijk leven omdat er geen geld is voor een sportclub of vereniging, voor schoolactiviteiten of een uitstapje van de bejaardenvereniging of bijvoorbeeld voor toegang tot internet.

Armoede in Nederland

Lage-inkomensgrens?

Bij een inkomen onder de lage-inkomensgrens spreekt het CBS van een huishouden met een laag inkomen of van een huishouden met risico op armoede. Sinds 2020 ligt de grens voor een alleenstaande op 1.100 euro per maand, voor een paar is dat 1.550 euro. Met twee minderjarige kinderen is de grens voor een paar 2.110 euro en voor een éénoudergezin 1.680 euro.

Armoede niet altijd zichtbaar

Er is veel ‘stille’ armoede: het is vaak niet zichtbaar dat mensen hun huur niet meer kunnen betalen of kinderen zonder ontbijt de deur uit moeten. Het sociale vangnet in Nederland wordt steeds kleiner. Steeds meer mensen moeten een beroep doen op maatschappelijk werk, ouderenzorg, sociale uitkeringen, jeugdzorg, studiefinanciering, ondersteuning van kerken enz. Door de voortdurende bezuinigingen worden deze voorzieningen steeds minder toegankelijk.

Langdurige armoede

Nog steeds leeft een grote groep mensen langdurig in armoede. We spreken van langdurige armoede als er sprake is van een armoedesituatie die ten minste vier jaar achtereen voortduurt. Van de huishoudens met een laag inkomen moesten er 221.000 al ten minste vier jaar achtereen van een laag inkomen rondkomen. Daarmee kwam het aandeel huishoudens met een langdurig laag inkomen uit op 3,1 procent in 2020, wat lager is dan in de drie jaren daarvoor. In 2021 leefden 370.000 mensen al ten minste vier jaar achtereen in een huishouden met een laag inkomen, dit is 2,3% van de bevolking. Het langdurige armoederisico was daarmee iets lager dan in 2020 (2,4%). Eenoudergezinnen, alleenstaanden tot aan de AOW-leeftijd, huishoudens met een niet-westerse migratieachtergrond, bijstandsontvangers en laagopgeleiden zijn groepen die van oudsher kampen met een relatief hoog risico op (langdurige) armoede.

Terugvallen in armoede

Opvallend is echter dat op een zeker moment mensen terug vallen in armoede. Van de mensen die in een bepaald jaar uit de armoede zijn geraakt, verkeert een jaar later bijna 20% opnieuw in een armoede situatie. Na vijf jaar is in totaal 40% in armoede teruggevallen. Blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

Een vijfde van risicohuishoudens heeft een vermogensbuffer

Een huishouden met een laag inkomen kan door een vermogensbuffer toch voldoende financiële middelen hebben om in de basisbehoeften te voorzien. De vermogensbuffer moet dan wel direct beschikbaar zijn. Het aandeel huishoudens met een laag inkomen die tevens weinig direct beschikbaar vermogen hebben, kwam in 2020 uit op 5,4 procent. Dat is 1,4 procentpunt minder dan het aandeel met inkomensarmoede en betekent dat ruim 100.000 huishoudens voldoende vrij opneembaar vermogen hadden om hun inkomenstekort te compenseren. Dit blijkt uit recente gegevens van het CBS.

Kwetsbare groepen in Nederland

Kinderen in armoede

In 2022 maakten 220.000 minderjarige kinderen deel uit van een huishouden met een laag inkomen. De verwachting is dat dit aantal in 2024 zal stijgen naar 230.000.

ZZP’ers het meest kwetsbaar voor armoede

De coronapandemie heeft voor meer arbeidsgerelateerde veranderingen gezorgd dan normaal. Vooral flexwerkers en zelfstandigen hebben meer last gehad van de contactbeperkende coronamaatregelen.  Mensen in bepaalde sectoren kunnen (tijdelijk) onder de lage-inkomensgrens zijn uitgekomen. Daarnaast hebben veel zelfstandigen geen recht op een werkloosheidsuitkering, waardoor ze terugvallen op bijzondere bijstand. Hierdoor is de kans dat zelfstandigen onder de lage-inkomensgrens komen groter dan bij mensen in loondienst.

Werkende armen

Een groep die vaak wordt vergeten zijn de mensen die een betaalde baan hebben, maar te weinig verdienen om van rond te komen. Hoe beperkter de werkweek, hoe hoger de kans op armoede. Werk wordt als hét middel gezien om uit de armoede te komen, maar dit lukt niet altijd. Van alle volwassenen in armoede heeft een derde betaald werk als belangrijkste eigen inkomensbron. Van de werkende bevolking maakte in 2020 1,9 procent (147.000 personen) deel uit van een huishouden met een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Dat is minder dan in 2019 toen het aandeel werkenden met een laag inkomen op 2,1 procent uitkwam.

Bijstandsontvangers lopen grootste risico op armoede

Bijna 64 procent van de huishoudens die voornamelijk van een bijstandsuitkering of een verwante sociale voorziening (bijvoorbeeld een Wajong-uitkering) moesten rondkomen, had in 2020 een laag inkomen. Ruim 40 procent van deze bijstandsontvangers had bovendien al minstens vier jaar een laag inkomen. Ook onder ontvangers van een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering lag het aandeel huishoudens met een laag inkomen ruim boven het landelijk gemiddelde van 6,8 procent. Van alle huishoudens met een overdrachtsinkomen als belangrijkste inkomensbron, hebben de pensioenontvangers de meest gunstige positie. Van hen had 3,6 procent in 2020 een inkomen onder de lage-inkomensgrens; ruim 1 op de 100 pensioenhuishoudens had een langdurig laag inkomen. Het betreft dan merendeels huishoudens met een onvolledige AOW-opbouw en geen of weinig aanvullend pensioen.

Alleenstaanden tot AOW-leeftijd lopen grootste armoederisico.

Van alle huishoudenstypen is het armoederisico onder alleenstaanden tot de AOW-gerechtigde leeftijd met bijna 17 procent het grootst. Daarna volgen de eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen: 15 procent van hen liep in 2020 risico op armoede. De laagste risico’s zijn voorbehouden aan paren onder de AOW-leeftijd met ten minste één meerderjarig kind (1,6 procent in 2020) en aan paren vanaf AOW-leeftijd zonder kinderen (2,3 procent).

Er zijn ook arme pensioenontvangers

Ruim 1 op de 100 65-plus huishoudens had in 2020 al ten minste vier jaar een laag inkomen. Merendeels betreft het dan huishoudens met een onvolledige AOW-opbouw. Betrekkelijk vaak gaat het daarbij om eerste generatie migranten: zij maken ruim 40 procent uit van de groep 65-plussers met langdurig armoederisico.

Gevolgen van armoede

Armoede heeft vergaande gevolgen voor iemand zijn leven. Armoede zorgt bijvoorbeeld voor minder kans op een opleiding, heeft betrekking op je woonsituatie en je gezondheid. Schaamte, sociaal isolement, eenzaamheid, stress en depressies kunnen een gevolg zijn van armoede.

    Armoede is slecht voor je gezondheid

    Mensen mijden een medisch specialist of bijvoorbeeld de tandarts. Ze zijn bang voor de kosten die dit met zich meebrengt. Vergeet ook zeker niet de verplichte eigen bijdrage in de ziekte kosten en medicijnen die niet worden vergoed, ook deze kosten zorgen ervoor dat mensen minder snel medische hulp inschakelen.

    Armoede geeft stress

    Constante, langdurige stress heeft een negatief effect op de mogelijkheid om een goede keuze te maken.

    • Chronische stress is slecht voor lichaam een geest. Dit vergroot het gevaar op hart- en vaatziektes en de kans op overgewicht.
    • Men heeft minder denkkracht en maakt meer korte termijn besluiten. Mensen hebben ’teveel aan hun hoofd’. De acute geldproblemen nemen je in beslag, daardoor is er minder aandacht voor de lange termijn en is men alleen bezig met zijn of haar primaire behoeften.
    Mogelijkheden om deel te nemen aan de maatschappij nemen af

    Ook kan armoede er voor zorgen dat iemand in een maatschappelijk isolement raakt. Door een beperkt budget nemen de mogelijkheden om deel te nemen aan activiteiten af. Een beperkt budget kan ervoor zorgen dat het gebruik van een auto of het van openbaarvervoer te kostbaar wordt. Net als een telefoon, computer of internet. De mogelijkheid om ergens te komen, contact te leggen of jezelf te voorzien van informatie wordt daardoor ook een stuk lastiger.

    Gevolgen voor kinderen die opgroeien in armoede

    Kinderen uit een laag-inkomensgezin gaan minder vaak uit dan kinderen met rijkere ouders. Ze sporten minder, volgen minder muziekles en gaan minder vaak een dagje naar de speeltuin. Die activiteiten buiten de deur kosten namelijk geld, reden waarom deze kinderen, volgens hun ouders, minder vaak aan deze activiteiten mee kunnen doen. Kinderen uit een laag-inkomensgezin nodigen ook minder vaak vrienden uit, bijvoorbeeld voor een verjaardag, om te spelen of te blijven eten. Een laag inkomen heeft ook invloed op schoolactiviteiten waarvoor een eigen bijdrage nodig is, zoals een schoolreis, die moeten kinderen vaak aan zich voorbij laten gaan.

    Volg armoedefonds op social media